BLOEMSCHIKKEN INLEIDING. Deze opdrachten sluiten aan bij de praktijklessen. Het kan zijn dat je tijdens de bedrijfsoriëntatie een aantal van deze opdrachten niet kunt maken. Bv. omdat bepaalde werkzaamheden niet op het bedrijf voorkomen of omdat het tijdstip verkeerd is. Zorg er daarom voor dat je 9 opdrachten wel kunt maken. Je moet 11 opdrachten uitvoeren (elke week laten controleren door je praktijkdocent). Lever alle opdrachten 1 week na de laatste bedrijfsoriëntatiedag in bij je begeleidende docent volgens de voorwaarden in het tentamenoverzicht. Je verslag moet je maken in een snelhechter. Hierop zet je duidelijk je naam en de naam van het bedrijf. In deze snelhechter komen de volgende dingen: een voorkant met een tekening of foto die betrekking heeft op het bedrijf. de 11 gekozen opdrachten. de aftekenlijst voor de opdrachten. eventueel een handelingenlijst. Dit is een lijst met uitgevoerde werkzaamheden en data. Deze moet je dus iedere week invullen. Het verslag is pas compleet als je de 11 opdrachten gemaakt hebt. Verder moet je zorgen voor een inhoudsopgave, bladzijdennummering en een voorwoord. Zorg ervoor dat je verslag er netjes uitziet met tekening, plaatjes of foto’s (tekeningen maken met potlood en liniaal). 1. KENNISMAKEN MET HET BEDRIJF. Inleiding. Een deel van je opleiding volg je al werkende op het bedrijfsoriëntatiebedrijf. De gegevens van je bedrijfsoriëntatiebedrijf heb je regelmatig nodig. Ze zijn ook van belang voor de praktijkdocent die je op het bedrijfsoriëntatiebedrijf opzoekt. Doelstelling. Door het maken van deze opdracht maak je kennis met je bedrijfsoriëntatiebedrijf. Opdracht. 1. Zet in je verslag naam, adres, plaats en telefoonnummer van het bedrijf. Eventueel ook de naam van de eigenaar en/of praktijkbegeleider. 2. Beschrijf kort hoe het bedrijf ontstaan is. 3. Maak een omschrijving van het personeel. Denk daarbij aan de volgende punten: ŝ hoeveel ŝ gezin ŝ vast/los ŝ stage, enz. 4. Maak een schets van je bedrijfsoriëntatiebedrijf (gebouw, schuur, winkel, kantoor) en eventuele aanliggende percelen. Dit hoeft niet op schaal, maar wel netjes met potlood en liniaal. 5. Noem, indien van toepassing, een teeltplan voor dit jaar met daarbij de oppervlaktes. 6. Maak een reisroute vanaf school. Dit kun je zowel woordelijk als met een tekening doen. Maak van de reisroute een tweede exemplaar voor de begeleidende docent die je komt bezoeken. 2. HET VERZORGEN VAN DE WINKEL. Inleiding. Als iemand bij een bloemenwinkel iets wil kopen, verwacht hij dat alles er netjes uitziet. Zo moet de verkoopruimte schoon zijn. De producten moeten een naamkaartje en een prijskaartje hebben. Ook moeten er veel verschillende producten te koop zijn. Om het zo te krijgen moeten vaak dezelfde handelingen/werkzaamheden worden gedaan. Doelstelling. Met deze opdracht wordt het verzorgen van de verkoopruimte aangeleerd. Opdracht. 1. Help mee in je bedrijfsoriëntatiebedrijf bij "de verzorging van de winkel". Je moet daarbij de volgende dingen doen: - winkel schoonmaken; - sortiment verzorgen; - ingekochte producten prijzen; - lege plaatsen opvullen; - uitpakken; - inpakken. 2. Het verzorgen van de winkel brengt veel werk met zich mee. Maak een overzicht van de dingen, die gedaan moeten worden. Zet deze in een schema met de kolommen "wat", "hoe" en "waarom". Voorbeeld: Wat Hoe Waarom 3. De bloemenbranche kent ook enkele rustige periodes waarin vaak veel "leegloop- uren" voorkomen. In zo'n periode kan aandacht worden geschonken aan: - achterstallig onderhoud; - aanvulling sortiment en voorraad; - opnieuw inrichten van de verkoopruimte. Vraag aan je praktijkbegeleider wat hij onder leegloopuren verstaat. Schrijf op wat er op jullie bedrijf in deze uren gedaan wordt. Bij het opschrijven mag je de punten, die hier boven staan gebruiken. 4. In de wintermaanden moet er rekening worden gehouden met vaak barre weersom- standigheden (koude, wind, regen, sneeuw). Dit vraagt om extra maatregelen. Schrijf op wat op jouw bedrijf gedaan wordt om de gevolgen van dat slechte weer tegen te gaan. Gebruik bij de uitwerking de volgende aandachtspunten: - algemene maatregelen bedrijfsruimte (verwarming, isolatie). - verpakking (aan- en afvoer, bezorging). 5. Het gebruik van schone emmers en vazen is erg belangrijk. Vooral de binnenkant van de emmer of vaas is een plaats waar veel ziekten zich kunnen ontwikkelen. Dit kun je voorkomen door ze regelmatig schoon te maken. Schrijf op hoe dit op jouw bedrijf gebeurt, hoe vaak het gebeurt, welke middelen er worden gebruikt en hoe deze middelen worden gebruikt. 3. HET HERKENNEN EN VERZORGEN VAN SNIJBLOEMEN. Inleiding. Snijbloemen hebben naast een Nederlandse naam ook een Latijnse naam. Die Nederlandse naam kan ook nog per streek verschillen. De Latijnse namen worden internationaal gebruikt en dat voorkomt dus verwarring. Bij het inkopen, het praten met vakgenoten en bij het doen van bestellingen weet dus iedereen over welk gewas het gaat. Doelstelling. Een verkoper(ster) in een bloemenwinkel moet de snijbloemen die worden verkocht, herkennen en er de naam van weten. Na het maken van de opdracht herken je de meest voorkomende snijbloemen. Daardoor kun je vertrouwen uitstralen naar de klanten in de winkel. Opdracht. 1. Er zijn internationale afspraken gemaakt zodat iedereen over de hele wereld dezelfde namen geeft aan dezelfde bloemen en planten. De naam is meestal opgebouwd uit twee of drie delen, namelijk: geslachtsnaam, soortnaam en eventueel cultuurvariëteit (cv) of rasnaam. Noteer 10 namen van snijbloemen die momenteel aanwezig zijn op je bedrijfsoriëntatiebedrijf. Zet achter de Latijse naam één of meerdere Nederlandse namen, de kleur van de bloem en of het een hout- of kruidachtig gewas is. 2. Verzamel 25 plaatjes van verschillende snijbloemen die in de opdracht, die hier boven staat, niet worden genoemd. Plak deze plaatjes op en zet er de juiste naam bij. Geef ook aan of het een jaarrondsnijbloem is of een seizoenssnijbloem. 3. Het hele jaar door hebben snijbloemen een groot aandeel in de totale verkoop. - Noteer hoe en waar de snijbloemen op je bedrijfsoriëntatiebedrijf gekocht worden. - Welke manieren van inkopen zijn er verder nog? - Welke verzorging krijgen snijbloemen op je bedrijfsoriëntatiebedrijf ? - Welke adviezen krijgt de klant mee naar huis bij de aankoop van bloemen? 4. In de zomerperiode is de collectie snijbloemen op zijn grootst. Deze bloemen zijn afkomstig van buiten of uit de kas waar ze speciaal worden gekweekt. - Schrijf op welke zomerbloemen er op je bedrijfsoriëntatiebedrijf worden verkocht die buiten worden gekweekt. - Schrijf op welke kassnijbloemen er in de zomertijd op je bedrijfs-oriëntatiebedrijf verkocht worden. - Vraag aan je praktijkbegeleider wat een goed advies is om zomersnijbloemen zo lang mogelijk goed te houden. 5. Wat bedoelen we met het schoonmaken van snijbloemen? (Uitgebreid beschrijven). Maak een lijst van gereedschappen die op je bedrijfsoriëntatiebedrijf worden gebruikt bij het schoonmaken van snijbloemen. Schrijf bij elk van de genoemde gereedschappen bijzonderheden op als: - waar kun je het voor gebruiken; - voor- en nadelen; - onderhoud; - enzovoort. 6. Oefen het schuin afsnijden van verschillende soorten snijbloemen met een mes. Doe dat op een veilige manier en gebruik een scherp mes. Vraag aan je praktijkbegeleider of je het goed gedaan hebt. Noteer de op- en aanmerkingen. 7. Maak een werkstuk over het verzorgen van snijbloemen in een bloemenwinkel en doe dit bij je verslag. In dit werk stuk moet het in ieder geval gaan over: - aantal dagen houdbaarheid; - bijzondere eigenschappen van de bloemen; - speciale behandeling van: * Acacia (Mimosa); * Bouvardia; * Convallaria (lelietje der dalen); * Lathyrus; * Gerbera. 8. Snijbloemen, die in het wild uit hetzelfde gebied komen en/of dezelfde groeiwijze hebben zullen ongeveer dezelfde verzorging nodig hebben. Schrijf in het kort op hoe de verzorging van de drie volgende groepen is: - bolbloemen; - heesters; - kassnijbloemen. 9. Schrijf op wat je allemaal met snijbloemen moet doen vanaf het moment dat ze de winkel binnenkomen totdat ze op hun plek in de winkel staan. Schrijf ook op waarmee je te maken krijgt als snijbloemen eenmaal in de winkel staan. Maak van deze werkzaamheden ook een schema; Wat, hoe en waarom. Voorbeeld: WAT HOE WAAROM 4. HET SAMENSTELLEN VAN BOEKETTEN. Inleiding. Een klant die in de winkel komt en om een bos bloemen vraagt, wil meestal een samengesteld boeket. Zulke boeketten zijn namelijk populair. Ze kunnen worden gemaakt in veel verschillende vormen en ook de samenstelling hoeft nooit hetzelfde te zijn. Doelstelling. Door deze opdracht leer je verkoopbare boeketten te maken. Opdracht. 1. Ga na welke technieken er zijn om handgebonden boeketten te maken en schrijf deze op. 2. Kleurgebruik vraagt veel aandacht bij het samenstellen van boeketten. Schrijf een aantal goede kleurencombinaties op. Ook is het belangrijk dat het karakter van het materiaal, dat wordt gecombineerd, bij elkaar past. Zo past een orchidee niet bij een chrysant. Schrijf een aantal goede combinaties op. 3. Schrijf uitvoerig op hoe op jouw bedrijf handgebonden boeketten worden gemaakt. Noem daarbij o.a. - de gebruikte techniek - de manier van vastbinden - het aantal gebruikte bloemen - de kleurencombinaties - boeketten op voorraad of speciaal voor die klant gemaakt - het inpakken. 4. Om een aantal redenen is het makkelijk om gemengde boeketten in voorraad klaar te hebben staan. Hieraan zitten nogal wat voor- en nadelen. Noem van elk drie voorbeelden. 5. Boeketten die klaar staan (worden gepresenteerd) moeten zijn geprijsd. Ga na op welke basis (opslagpercentage) de verkoopprijs van boeketten tot stand komt op je bedrijfsoriëntatiebedrijf. 5. INPAKKEN VAN PRODUCTEN. Inleiding. In een bloemenwinkel gaan de producten bijna nooit onverpakt de deur uit. Er worden tegenwoordig veel manieren gebruikt. Een boeket wordt bijvoorbeeld niet meer zomaar ingerold. Er wordt iets feestelijks van gemaakt met folie of zelfs een milieuvriendelijke verpakking. Toch heeft een verpakking nog meer functies: - bescherming tegen weersinvloeden (regen, koude, wind, felle zon). - bescherming tegen beschadiging (door stoten). - verrassingselement. - reclamemiddel. Doelstelling. Na het maken van deze opdracht kun je vertellen wat het kost om een artikel in te pakken. Daarnaast kun je vertellen welke verpakkingsmaterialen op je bedrijfsoriëntatiebedrijf aanwezig zijn. Opdracht. 1. Maak een lijst van alle soorten verpakkingsmaterialen die in een bloemenwinkel kunnen worden gebruikt. Zet ook de voor- en nadelen op de lijst. Plak kleine stukjes verpakkingsmateriaal in je verslag. 2. Vertel wat extra gedaan moet worden om de gevolgen van de verschillende soorten weersomstandigheden te voorkomen. Denk daarbij vooral aan verpakkingen bij: - aan- en afvoer - vervoer door de klant - bezorging. 3. Vraag aan je praktijkbegeleider wat de kosten zijn van het feestelijk inpakken van een gemiddeld boeket. Noteer het bedrag, met een toelichting. 4. Oefen het inpakken van boeketten, planten en bloemstukjes. Schrijf op hoe dat is gegaan. Schrijf in je verslag drie verschillende manieren van inpakken van een boeket. 6. HET HERKENNEN VAN HULPMIDDELEN. Inleiding. Bij het maken van bloemwerk heb je verschillende hulpmiddelen nodig. Touw, bloemendraad, krammen, kippengaas, steekschuim enz. zijn dan ook in iedere bloembinderij te vinden. Doelstelling. Bij het maken van deze opdracht leer je verschillende hulpmiddelen kennen. Je leert hun eigenschappen en daardoor ook hoe je ze kunt gebruiken. Opdracht. 1. Eindelijk is het dan zover. Je gaat bloemwerk maken. Je zult daarbij ontdekken dat je regelmatig gebruik maakt van hulpmiddelen. Kijk op je bedrijfsoriëntatiebedrijf welke hulpmiddelen er zijn. Maak een lijstje van de hulpmiddelen, die op jouw bedrijf gebruikt worden. 2. Bij het bloemschikken kun je niet zonder bloemendraad. Het is er in verschillende dikten en lengtes. Zet verschillende bladsoorten op draad. Doe dit in overleg met je praktijkbegeleider. 3. Zet in overleg met je praktijkbegeleider verschillende bloemsoorten op draad. Beantwoord daarna de volgende vragen. - waarom wordt er bloemendraad gebruikt? - welke nadelen heeft het gebruik van draad? - welke voordelen heeft het gebruik van draad? - wat zijn de gevolgen van het gebruik van de verkeerde draaddikte? 4. Doe, volgens het voorbeeld van je praktijkbegeleider, steekschuim in vazen en op schalen. - Waarom mag steekschuim niet onder water worden gedrukt om het vol te laten zuigen? - Waarom is het nodig om de scherpe rand weg te snijden? 5. Vul, op je bedrijfsoriëntatiebedrijf of op school, enkele vazen met kippengaas. - Wat zijn de voordelen van kippengaas t.o.v. steekschuim? - Welke problemen kun je tegenkomen bij het gebruik van kippengaas? 6. Een derde insteekhulpmiddel is "stopgroen". Vul, op je bedrijfsoriëntatiebedrijf of op school, enkele vazen met stopgroen en probeer er dan enkele bloemen in te steken. - Wat is het grote nadeel van het gebruik van stopgroen? - Heeft het gebruik ook voordelen? *Zo ja, welke? *Zo nee, geef aan waarom niet. 7. HET INVENTARISEREN VAN ONDERGRONDEN. Inleiding. Bij het maken van bloemwerk wordt gebruik gemaakt van allerlei schalen en vazen. Er zijn heel veel mogelijkheden; prachtige aardewerk schalen, kristallen vazen, zinken emmertjes, mandwerk. Al die ondergronden hebben hun eigenschappen en daardoor kunnen ze niet zo maar worden gebruikt. Bij ieder bloemwerkje moet daarom de juiste ondergrond worden toegepast. Doelstelling. Een ondergrond is een belangrijk onderdeel van een bloemstuk. Door het maken van deze opdracht leer je dat er heel veel verschillende ondergronden zijn, die je voor het maken van bloemwerk kunt gebruiken. Opdracht. 1. Maak op je bedrijfsoriëntatiebedrijf een inventarislijst van alle ondergrond materialen die in de winkel, binderij en magazijn te vinden zijn. Schrijf ook op waarvoor de ondergronden worden gebruikt. Als je iets niet weet, vraag het dan aan je praktijkbegeleider. 2. Zoek uit welke ondergronden waterdicht en watervast zijn en welke niet. Zoek ook uit van welke verschillende materialen ondergronden gemaakt kunnen zijn. Schrijf van elk van die materialen de goede en de slechte eigenschappen op. Schrijf ook de voor- en nadelen op, wanneer die er zijn. 3. Zoek plaatjes of maak tekeningen of foto's van de verschillende ondergronden. Plak die in je verslag en schrijf bij de afbeeldingen wat ze voorstellen. 8. HET MAKEN VAN EEN ALZIJDIGE SCHIKKING. Inleiding. Veel bloemstukjes, die in een bloemenwinkel gemaakt worden, zijn Biedermeiers. Dit zijn alzijdige schikkingen. Ook de millefleurs en tafelstukjes zijn alzijdige schikkingen. Doelstelling. Door deze opdracht leer je eenvoudige, verkoopbare, alzijdige schikkingen te maken. Opdracht. 1. Verzamel afbeeldingen van verschillende alzijdige schikkingen en plak die in je verslag - Noteer de schikstijlen. - Noteer de Latijnse namen van de gebruikte bloemen en bijmaterialen. Probeer ook zo veel mogelijk van de volgende opdrachten uit te voeren. Lukt het niet op je bedrijfsoriëntatiebedrijf, doe het dan op school. 2. Maak in overleg met je praktijkbegeleider een aantal Biedermeiers en pak die vervolgens netjes in. Schrijf op wat je gedaan hebt . Natuurlijk noem je er ook de namen van de gebruikte bloemen bij. (Nederlandse en Latijnse naam) 9. HET MAKEN VAN EEN EENZIJDIGE SCHIKKING. Inleiding. Bij het bloemschikken krijg je te maken met goede en minder goede eindresultaten. Dit kan meerdere oorzaken hebben. Bloemen hebben van zichzelf al verschillende vormen en kleuren. Door hier rekening mee te houden kun je het karakter van de bloemen beter laten spreken. Ook zal de bloemcreatie er evenwichtiger door worden. Doelstelling. Door het maken van deze opdracht leer je dat je rekening moet houden met de vorm en de kleur van de bloemen bij het samenstellen van bloemwerk. Opdracht. 1. Verzamel afbeeldingen van verschillende bloemwerken. Maak hiervan de volgende groepen - lineair - vegetatief - decoratief Plak de afbeeldingen in je verslag en leg uit waarom ze tot die groep horen. 2. Maak een aantal eenzijdige schikkingen (op je bedrijf of op school). Schrijf uitvoerig op hoe je de schikkingen gemaakt hebt. Schrijf ook op welke bloemen en bijmaterialen je hebt verwerkt. 10. HET VERWIJDEREN VAN AFVAL. Inleiding. Ook in een bloemenwinkel hoopt het afval zich op. Als het op een efficiënte wijze wordt afgevoerd bespaart dat tijd en geld. Doelstelling. Met het maken van deze opdracht leer je hoe vrijkomend afval kan worden gescheiden en afgevoerd. Opdracht. 1. Hoe wordt op je bedrijfsoriëntatiebedrijf het vrijkomende afval opgeslagen? Schrijf dit op en leg uit waarom het zo gaat. 2. Hoe wordt op je bedrijfsoriëntatiebedrijf het afval afgevoerd? Waar wordt naar toegebracht? 3. Tegenwoordig is het heel normaal dat afval aan de bron (huishouden, werkplaats, winkel) wordt gescheiden. - Gebeurt dat ook op je bedrijfsoriëntatiebedrijf? - Zo ja, wat wordt gescheiden? - Zo nee, waarom niet? - Hoe zou het volgens jou wel mogelijk zijn? (Denk hierbij aan reinigingsmiddelen, kunststof, draad, papier en plantaardig afval). 4. Er worden ook op je bedrijfsoriëntatiebedrijf veel producten één keer gebruikt en daarna weggegooid. Maak hiervan een lijst. Bekijk de lijst kritisch en zoek uit welke producten vervangen zouden kunnen worden door producten die meerdere keren kunnen worden gebruikt. 11 en 12. HET HERKENNEN EN VERZORGEN VAN POTPLANTEN. Inleiding. Wat geldt voor de naamgeving van snijbloemen is natuurlijk ook van toepassing bij potplanten. Daarnaast kunnen potplanten (net als snijbloemen) worden ingedeeld in een aantal groepen en families. Deze indeling kan zo gemaakt worden dat hieruit vanzelf spreekt hoe de planten moeten worden verzorgd. Doelstelling Doel van deze opdracht is het leren van een aantal namen van potplanten en de verzorging van deze potplanten. Opdracht. 1. Noteer 10 namen van de potplanten die momenteel in de verkoopruimte aanwezig zijn. Zet achter de Latijnse naam de eventuele Nederlandse naam en de sierwaarde (bloem, bladvorm, bladkleur, geur, vorm van de plant). 2. Verzamel 25 plaatjes van verschillende potplanten die in het overzicht van opdracht 1 niet worden genoemd. Plak ze in en zet de juiste naam bij de plaatjes. 3. Het hele jaar door hebben potplanten een groot aandeel in de totale verkoop. - Noteer via welke inkoopkanalen potplanten op je leerbedrijf komen. - Welke manieren van inkopen zijn er verder nog? - Wat moet er allemaal gedaan worden voordat de planten in de verkoopruimte kunnen worden gezet? - Op welke manieren kunnen potplanten worden voorzien van een prijsaanduiding? 4. Op hoeveel vierkante meter verkoopruimte worden potplanten gepresenteerd op je bedrijfsoriëntatiebedrijf? - Is de verkoopruimte ondergebracht in een kas? - Is er sprake van een wisselende presentatie van potplanten? - Staan er planten op kweektafels? - Wat is de beste temperatuur voor de potplanten in de verkoopruimte? 5. Om een goed advies te kunnen geven over het gebruik van gewasbescher- mingsmiddelen moet je plantenziekten kunnen herkennen. Maak een lijst van de meest voorkomende plantenziekten en geef daarbij aan welke bestrijding mogelijk is: - op het teeltbedrijf; - in het verkooppunt (verkoopkas); - bij de consument. 6. Aan de uiterlijke kenmerken van planten kun je vaak zien welke verzorging ze nodig hebben. Deze uiterlijke kenmerken verwijzen naar het gebied waar de betreffende plant in de natuur voorkomt. Dat betekent dat de planten uit dezelfde streek er vaak hetzelfde uitzien en dus ook tot dezelfde groep kunnen behoren. Zoek in een atlas of encyclopedie op wat wordt bedoeld met een "gematigde streek" (denk hierbij aan dagtemperatuur, nachttemperatuur, luchtvochtigheid en lichtgevoeligheid). Schrijf drie potplanten op, die uit een gematigde streek komen en geef de verzorgingsadviezen (temperatuur, hoeveelheid water, wel of niet sproeien, standplaats ten opzichte van licht). Doe hetzelfde met drie potplanten uit een subtropische streek. Ook met drie potplanten uit een tropisch klimaat. 7. Potplanten hebben uiterlijke kenmerken (bijvoorbeeld bloeiend/groenblijvend, vlezig blad/dun blad). Schrijf alle uiterlijke kenmerken op en zoek bij elk kenmerk twee voorbeelden en probeer plaatjes van deze planten te vinden. Plak deze plaatjes in je werkboek en schrijf de Latijnse en eventuele Nederlandse naam erbij. 8. Voor de groei van potplanten zijn verschillende factoren van belang. Zo is er een bepaalde temperatuur en een bepaalde hoeveelheid licht nodig om potplanten een levenskans te geven. - Waarmee kan de temperatuur worden gemeten? - Waarmee de luchtvochtigheid? - Waarmee de hoeveelheid licht? Meet op dezelfde dag in drie verschillende ruimtes (bijvoorbeeld winkel, verkoopkas, huiskamer, kantoor) de temperatuur, de luchtvochtigheid en als dat kan de lichtsterkte. Je zult merken dat er verschillen zijn. Met deze gegevens kun je beschrijven wat er met een potplant gebeurt die binnen vier dagen van de kas via de winkel naar de huiskamer verhuist. 9. Schrijf zoveel mogelijk verzorgingshandelingen op waarmee je te maken krijgt als potplanten in de verkoopruimte staan. Zet deze handelingen in een schema, voorbeeld; WAT HOE WAAROM Geef vijf algemene verzorgingstips die je de klant, die een potplant koopt, altijd kunt geven. NB deze opdracht is bedoeld voor 2 stagedagen. 11 en 12. HET HERKENNEN EN VERZORGEN VAN POTPLANTEN. Inleiding. Wat geldt voor de naamgeving van snijbloemen is natuurlijk ook van toepassing bij potplanten. Daarnaast kunnen potplanten (net als snijbloemen) worden ingedeeld in een aantal groepen en families. Deze indeling kan zo gemaakt worden dat hieruit vanzelf spreekt hoe de planten moeten worden verzorgd. Doelstelling Doel van deze opdracht is het leren van een aantal namen van potplanten en de verzorging van deze potplanten. Opdracht. 1. Noteer 10 namen van de potplanten die momenteel in de verkoopruimte aanwezig zijn. Zet achter de Latijnse naam de eventuele Nederlandse naam en de sierwaarde (bloem, bladvorm, bladkleur, geur, vorm van de plant). 2. Verzamel 25 plaatjes van verschillende potplanten die in het overzicht van opdracht 1 niet worden genoemd. Plak ze in en zet de juiste naam bij de plaatjes. 3. Het hele jaar door hebben potplanten een groot aandeel in de totale verkoop. - Noteer via welke inkoopkanalen potplanten op je leerbedrijf komen. - Welke manieren van inkopen zijn er verder nog? - Wat moet er allemaal gedaan worden voordat de planten in de verkoopruimte kunnen worden gezet? - Op welke manieren kunnen potplanten worden voorzien van een prijsaanduiding? 4. Op hoeveel vierkante meter verkoopruimte worden potplanten gepresenteerd op je bedrijfsoriëntatiebedrijf? - Is de verkoopruimte ondergebracht in een kas? - Is er sprake van een wisselende presentatie van potplanten? - Staan er planten op kweektafels? - Wat is de beste temperatuur voor de potplanten in de verkoopruimte? 5. Om een goed advies te kunnen geven over het gebruik van gewasbescher- mingsmiddelen moet je plantenziekten kunnen herkennen. Maak een lijst van de meest voorkomende plantenziekten en geef daarbij aan welke bestrijding mogelijk is: - op het teeltbedrijf; - in het verkooppunt (verkoopkas); - bij de consument. 6. Aan de uiterlijke kenmerken van planten kun je vaak zien welke verzorging ze nodig hebben. Deze uiterlijke kenmerken verwijzen naar het gebied waar de betreffende plant in de natuur voorkomt. Dat betekent dat de planten uit dezelfde streek er vaak hetzelfde uitzien en dus ook tot dezelfde groep kunnen behoren. Zoek in een atlas of encyclopedie op wat wordt bedoeld met een "gematigde streek" (denk hierbij aan dagtemperatuur, nachttemperatuur, luchtvochtigheid en lichtgevoeligheid). Schrijf drie potplanten op, die uit een gematigde streek komen en geef de verzorgingsadviezen (temperatuur, hoeveelheid water, wel of niet sproeien, standplaats ten opzichte van licht). Doe hetzelfde met drie potplanten uit een subtropische streek. Ook met drie potplanten uit een tropisch klimaat. 7. Potplanten hebben uiterlijke kenmerken (bijvoorbeeld bloeiend/groenblijvend, vlezig blad/dun blad). Schrijf alle uiterlijke kenmerken op en zoek bij elk kenmerk twee voorbeelden en probeer plaatjes van deze planten te vinden. Plak deze plaatjes in je werkboek en schrijf de Latijnse en eventuele Nederlandse naam erbij. 8. Voor de groei van potplanten zijn verschillende factoren van belang. Zo is er een bepaalde temperatuur en een bepaalde hoeveelheid licht nodig om potplanten een levenskans te geven. - Waarmee kan de temperatuur worden gemeten? - Waarmee de luchtvochtigheid? - Waarmee de hoeveelheid licht? Meet op dezelfde dag in drie verschillende ruimtes (bijvoorbeeld winkel, verkoopkas, huiskamer, kantoor) de temperatuur, de luchtvochtigheid en als dat kan de lichtsterkte. Je zult merken dat er verschillen zijn. Met deze gegevens kun je beschrijven wat er met een potplant gebeurt die binnen vier dagen van de kas via de winkel naar de huiskamer verhuist. 9. Schrijf zoveel mogelijk verzorgingshandelingen op waarmee je te maken krijgt als potplanten in de verkoopruimte staan. Zet deze handelingen in een schema, voorbeeld; WAT HOE WAAROM 10. Geef vijf algemene verzorgingstips die je de klant, die een potplant koopt, altijd kunt geven. NB deze opdracht is bedoeld voor 2 stagedagen. 13. HET VERMEERDEREN VAN POTPLANTEN. Inleiding. Om aan de consument informatie te kunnen geven over de vermeerdering van planten, is het belangrijk dat je zelf ook verschillende vermeerderingsmethoden kent. Het kan trouwens op jouw bedrijfsoriëntatiebedrijf ook voorkomen dat je zelf te maken krijgt met het vermeerderen van planten. Doelstelling. Door het maken van deze opdracht leer je welke vermeerderingsmethoden er voor potplanten zijn. Opdracht. 1. Veel potplanten worden vermeerderd door stek. Er zijn verschillende manieren van stekken. Schrijf de manieren van stekken, die hier onderstaan op en maak van elke manier een tekening: - kopstek/scheutstek; - tussenstek; - bladstek. Geef bij bovengenoemde stekmanieren steeds drie voorbeelden van planten, die zo worden vermeerderd. Plak er ook plaatjes van deze planten bij. 2. Schrijf bij de planten, die hierboven genoemd worden, op in welk stekmedium er gestekt wordt. 3. Geef de voor- en nadelen van kunststof en aardewerk potten. 4. Geef de samenstelling van universele potgrond. 5. Geef de samenstelling en de naam van 3 specifieke potgronden. 6. Noem 3 potmaten en bereken hoeveel potgrond je nodig hebt om 100 van deze potten te vullen. 7. Er zijn verschillende manieren van vermeerdering: - generatieve vermeerdering - vegetatieve vermeerdering. Geef van allebei de andere benaming en leg uit wat er mee bedoeld wordt. 8. Planten kunnen ook vermeerderd worden d.m.v. - scheuren; - uitlopers. Schrijf op wat hier mee bedoeld wordt en plak van elke manier 3 plaatjes van planten, die zo worden vermeerderd. 14. HET VERZORGEN VAN DROOGBLOEMEN. Inleiding. Er worden in Nederland ook bloemen geteeld, die kunnen worden gedroogd. Ook worden er nogal wat bijzondere droogmaterialen geïmporteerd. Van al deze gedroogde producten kunnen droogbloemarrangementen of droogbloem- boeketten gemaakt worden. Ook is het mogelijk om ze te combineren met levende materialen. Doelstelling. Na het maken van deze opdracht kun je vertellen hoe droogbloemen geoogst, gedroogd en in de winkel verzorgd moeten worden. Opdracht. 1. De daarvoor geschikte bloemen (en andere natuurlijke producten) kunnen op verschillende manieren worden gedroogd: - door ze omgekeerd op te hangen in een daarvoor geschikte ruimte - door ze in een bloemenpers te doen - door ze in droogpoeder te leggen. Probeer thuis alle drie de manieren uit en schrijf op hoe dat gegaan is. Noteer 10 verschillende bloemen of andere materialen, die gedroogd kunnen worden. Zoek er plaatjes bij. Schrijf uitvoerig op hoe bloemen e.d. op professionele wijze gedroogd worden. 15. HET TOEPASSEN VAN PLANTEN VOOR BUITEN. Inleiding. In het voorjaar en de vroege zomer zijn er veel planten in de bloemenwinkel en het tuincentrum die geschikt zijn voor het terras en/of balkon. Doelstelling. Na het maken van deze opdracht ben je in staat een indeling te maken van planten die zich thuis voelen op het terras en/of balkon. Opdracht. Ga na welke planten er in het voorjaar op je bedrijfsoriëntatiebedrijf voorkomen en die geschikt zijn voor het balkon en/of terras. Zoek afbeeldingen van die planten en noteer de Latijnse naam. Noteer ook de eventuele Nederlandse naam en de sierwaarde (bloem, bladvorm, bladkleur, geur, vorm van de plant, enz.) Kuipplanten zijn wel zeer bijzondere planten; in het voorjaar kunnen ze naar buiten en in de herfst moeten ze weer naar binnen. Ga na hoe het beste kan worden omgegaan met kuipplanten. Zoek afbeeldingen van kuipplanten. Noteer ook de namen en de sierwaarde. 16. MATERIALEN VOOR FEESTELIJKE DAGEN. Inleiding. In de loop van het jaar zijn er verschillende feestelijke dagen waar speciaal bloemwerk voor wordt gemaakt. Zo zie je op je bedrijfsorientatiebedrijf tegen de Kerstdagen heel ander bloemwerk dan bijvoorbeeld met Pasen. Doelstelling. Na het maken van deze opdracht kun je materialen, die gebruikt worden bij speciale gelegenheden herkennen en een naam geven. Opdracht. 1. Welke plantaardige en niet-plantaardige materialen worden gebruikt/verkocht voor Kerstmis? (Nederlandse namen en Latijnse namen). 2. Noem nog 4 belangrijke dagen voor de bloemenhandel. Maak voor elk van de genoemde dagen opdracht 1. . 17. HET PRESENTEREN VAN PRODUCTEN. Inleiding. Als mensen iets willen zoeken in een winkel willen ze uit veel dingen kunnen kiezen. Het moet ook makkelijk te vinden zijn. Om het sortiment (alles wat er te koop is) overzichtelijk te krijgen en te houden, moet er dagelijks aan gewerkt worden. Nadat de bloemen, planten en andere producten zijn ingekocht moeten ze worden schoongemaakt, geprijsd en daarna aantrekkelijk worden gepresenteerd. Verder is het belangrijk dat de verkoopruimte en de buitenpresentatie er altijd netjes en verzorgd uitzien. Doelstelling. Na het maken van de opdracht kun je vertellen op welke verschillende manieren je bedrijfsorientatiebedrijf producten presenteert. Opdracht. Ga na wat onder 'presentatie' wordt verstaan. Vraag het ook aan je begeleider op je bedrijfsorientatiebedrijf. 2. Ga na hoe de producten bij b.v. Albert Heijn en bij de Aldi worden gepresenteerd. Schrijf de overeenkomsten en de verschillen op. Geef ook aan waarom dat volgens jou zo is. 3. Een buitenpresentatie is tegenwoordig bij bijna iedere bloemenwinkel te vinden. Schrijf op hoe de buitenpresentatie van jouw bedrijfsorientatiebedrijf er uit ziet. (Je kunt er ook een leuke schets of foto van maken) 4. Verzamel plaatjes die te maken hebben met presentatie van producten. 18. HET MAKEN VAN HERFSTBLOEMWERK. Inleiding. Bij herfst denk je aan storm, regen, maar ook aan herfstkleuren, afgevallen bladeren, zaden en vruchten. De natuur trekt zich langzaam terug en bereidt zich voor op de winter. Dit kan symbolisch uitgewerkt worden in herfstbloemwerk. Doelstelling. Na het maken van deze opdracht kun je aangeven welke materialen en kleuren je kunt gebruiken om een bloemstuk een herfstsfeer mee te geven. Opdracht. 1. Schrijf een aantal verschillen op, die je nu (in de herfst) ziet in de natuur en vergelijk dit met drie maanden geleden. 2. Welke werkzaamheden komen er in deze periode veel voor op je bedrijfsorientatie-bedrijf? Maak een lijst van materialen, die in deze periode gebruikt kunnen worden in een bloemenzaak. Geef een aantal kleurencombinaties, die vooral in deze periode te zien zijn. Maak een lijst van bloemen en planten, die vooral in deze periode veel worden aangeboden. 19. HET MAKEN VAN WINTERBLOEMWERK. Maak dezelfde vragen als bij opdracht 18, maar dan nu voor de winter. 20. HET MAKEN VAN VOORJAARSBLOEMWERK. Maak dezelfde vragen als bij opdracht 19, maar dan nu voor het voorjaar. 21. HET MAKEN VAN PLANTENARRANGEMENTEN. Inleiding. Plantenbakjes moeten stevig in elkaar zitten en er moet over nagedacht zijn. Niet alle planten passen namelijk bij elkaar (de ene plant heeft meer water nodig dan de andere plant). Dat daar op wordt gelet, is belangrijk voor de levensduur van de planten. Ook moeten plantenarrangementen probleemloos vervoerd kunnen worden. Doelstelling. Door het maken van deze opdracht leer je het kunnen samenstellen van eenvoudige plantenbakjes. Opdracht. Zoek afbeeldingen van verschillende plantenarrangementen. Zet de Latijnse naam en de eventuele Nederlandse naam erbij. Beantwoord de volgende vragen: - Passen de planten wat de verzorging betreft bij elkaar? - Passen de planten wat de kleur betreft bij elkaar? - Wat zijn de nadelen van een arrangement met bloeiende planten? Maak een lijst van planten, die goed bij elkaar in een arrangement (plantenbakje) passen. Geef aan waarom ze goed bij elkaar passen. Maak een lijst van planten, die juist niet goed bij elkaar passen. Geef aan waarom ze niet goed bij elkaar passen. 22. WAT ER NODIG IS OM "GOED" TE KUNNEN WERKEN. Inleiding. Als je eens gaat kijken bij verschillende winkels, zul je zien dat er grote verschillen zijn. Verschillen in bijv. het presenteren van producten, de kwaliteit en in het helpen van klanten. Om zo prettig mogelijk te kunnen werken is het belangrijk dat iedereen binnen een bedrijf zich positief opstelt. Ook is het belangrijk dat de winkel goed en handig is ingericht, zodat je alles snel kunt vinden. Hierdoor bespaar je dus veel tijd en je kunt plezieriger werken. Doelstelling. Door het maken van deze opdracht krijg je enig inzicht in arbeidsomstandigheden en kun je een onveilige, ongezonde arbeidssituatie herkennen en voorkómen. Opdracht. 1. Vraag bij verschillende instanties (b.v. Postbus 51 en de vakbonden) voorlichtingsmateriaal aan over arbeidsomstandigheden en gebruik dit bij deze opdracht. 2. Maak een lijst met onveilige, ongezonde, die kunnen voorkómen in de bloemenbranche. Geef aan hoe deze situaties verbetert zouden kunnen worden. 23. HET HELPEN VAN KLANTEN. Inleiding. Verkopen is het opvoeren van een "show". Een goede artiest kan een zaal laten lachen en met een paar worden steelt hij de show. Hij bedenkt ter plekke veel dingen, maar hij heeft de hele show tot in de puntjes geregeld en voorbereid. Eigenlijk is een verkoopgesprek ook een "show". Doelstelling. Na het maken van deze opdracht weet je hoe je het beste de klanten te woord kunt staan, afspraken kunt maken en hun wensen kunt uitvoeren. Opdracht. 1. Noem een aantal voorwaarden waar aan een goede verkoper/verkoopster in een bloemenwinkel moet voldoen. 2. Vraag aan je praktijkopleider of je klanten mag helpen. Schrijf na een verkoopgesprek op, wat je met de klant hebt afgesproken en hoe dat wordt nagekomen op je leerbedrijf. Mag je nog niet helpen, kijk dan eens hoe een ander dat doet en schrijf dit op. Het is gevaarlijk om van te voren al een oordeel over een klant te hebben, ofwel in een "hokje" te duwen. Toch is er verschil in klanten. Heb jij tijdens het helpen van een klant ook een oordeel gehad wat later toch verkeerd bleek te zijn? Maak een verslag (een stappenplan) hoe de verkoop van bijvoorbeeld een boeket is gegaan. In het algemeen kan een hogere omzet worden bereikt als kopers (vaker) terugkomen. Kopers moeten klanten worden. Probeer verschillende manieren te ontdekken hoe je klanten kunt binden aan je leerbedrijf. Aanwijzing: - Ken je de naam van klanten? - Help je mensen bij het maken van hun keuze? - Kunnen de klanten gemakkelijk parkeren? - Is het personeel vriendelijk? - Is het personeel te herkennen? - Bieden jullie veel service? Vraag aan je praktijkopleider of je een verkochte kamerplant klaar mag maken (voorzien van kaartje en bestelbon, inpakken). Plak kaartjes, bestelbonnen enz. bij je verslag. Wat zijn de kosten van het verpakken van zo’n plant? Wat zijn de kosten van het bezorgen van die palnt? 7. Kijk en luister naar een verkoopgesprek. Let daarbij op: - houding (hoe is de houding van de verkoopster/verkoper en de klant?) - persoonlijke verzorging - taalgebruik (hoe wordt er gepraat?) - beleefdheidsvorm - informatie over verzorging/behandeling van het product Maak gebruik van onderstaand schema: Verkoopgesprek in de winkel. Wat mij opviel Houding Taalgebruik Beleefdheidsvorm Productinformatie 24. HET AANNEMEN VAN DE TELEFOON. Inleiding. Veel bestellingen bij een bloemenzaak worden telefonisch gedaan. In het begin is het aannemen van de telefoon heel spannend. Door het vaak te oefenen leer je hoe een telefonische bestelling op de juiste manier moet worden opgenomen. Doelstelling. Na deze praktijkopdracht kun je klanten telefonisch te woord staan en hun wensen afhandelen. Opdracht. In welke volgorde wordt op je leerbedrijf een telefonische opdracht afgehandeld. Wie neemt de telefoon aan. Wat ligt er bij de telefoon. Wat gebeurt er met de werkbon; enz. Schrijf de volgorde op en plak enkele hulpmiddelen (werkbon etc.) bij het verslag. - Noem een paar voordelen en een paar nadelen van telefonische communicatie. - Vraag aan de praktijkopleider of je de telefoon mag aannemen, de order mag uitschrijven en administratief mag afhandelen. De opdracht zal ook moeten worden ingepakt en verzendklaar gemaakt. Geef op één van de kopieën van de tekening/plattegrond van de winkel, die je al eens eerder gemaakt hebt, de route van de opdracht aan (dus geef aan waar de telefoon staat, waar de opdracht wordt uitgevoerd en waar de bestellingen worden klaargezet). - Schrijf twee situaties op waarbij het niet handig is dat de klant belt, omdat het beslist noodzakelijk is dat hij de producten ziet. - Wordt er op je leerbedrijf gebruik gemaakt van een fax? Schrijf op wat je allemaal met een fax kunt doen. - Wordt er ook gebruik gemaakt van een computer? Zo ja, wat wordt er allemaal mee gedaan? Zo nee, waarom niet? Is er op je leerbedrijf een automatisch antwoordapparaat aanwezig? Zo ja, waar wordt het voor gebruikt? Zo nee, vraag aan je praktijkopleider waarom niet. - Noteer in het kort de werking van een antwoordapparaat. - Waarom moet een telefonische order met de uiterste zorg behandeld worden? - Welke informatie moet je allemaal opschrijven als je de telefoon aanneemt? Hoe is de goede volgorde? Noem nog twee belangrijke zaken die goed opgeschreven moeten worden. Als klanten telefonisch iets bestellen, hoe moeten ze dan betalen? Maak een verslag van een door jou of een collega gevoerd telefoongesprek over een bestelling van bloemwerk. Schrijf van dit gesprek de goede en foute punten op in overleg met de praktijkopleider. 25. HET WERKEN MET DE KASSA. Inleiding. Met een goede winkeladministratie heeft een bloemenwinkel een goed overzicht van de verkoop uit de winkel. De kassa speelt daarbij een belangrijke rol. Alle contante verkopen worden daarin geregistreerd. Doelstelling. Door het maken van deze opdracht leer je omgaan met de kassa. Opdracht. - Waar is in je leerbedrijf het afrekencentrum? Je hebt al eerder een tekening/plattegrond van de winkel gemaakt. Stop deze bij je opdracht en vraag aan je praktijkopleider waarom voor die plaats is gekozen. - Met welk kasregister wordt er gewerkt op je leerbedrijf? Geef een overzicht van de omzetgroepen bij je leerbedrijf. - Schrijf op hoe het afrekencentrum (kassa) op je leerbedrijf er uitziet. Denk hierbij aan de volgende zaken: - Met welke hoeveelheid wisselgeld wordt de dag gestart? - In welke groepen worden de artikelen verdeeld? - Waarom heeft de praktijkopleider juist deze indeling gekozen? - Wanneer en door wie wordt de kassa geteld? - Wat wordt er gedaan met het geld en de cheques aan het einde van de dag? - Kan er ook nog op een andere manier betaald worden? Zo ja, op welke manieren dan? Zo nee, waarom niet? Is er ook een pin- en chipapparaat aanwezig? Leg uit hoe dat werkt. - Schrijf een bon uit waarop het BTW-bedrag apart is vermeld en plak die in je verslag. Wat betekent de afkorting BTW? Wat zijn de gebruikte BTW tarieven binnen je stagebedrijf? Is er verschil tussen het BTW tarief van bloemen en cadeauartikelen? Zo ja, welk verschil is er dan? - Wordt er ook met een computer gewerkt op je leerbedrijf? Zo ja, vraag aan je praktijkopleider een uitleg over de werking en mogelijkheden. Maak daar een verslag van. Zo nee, waarom is er op je leerbedrijf nog geen computer aanwezig? 26. HET INPAKKEN. Inleiding. Wanneer iemand wat bij jou gekocht heeft kun je dit niet zo maar in zijn of haar handen drukken. Vaak is het een cadeautje en wil de klant het feestelijk ingepakt hebben. Ook wanneer het een plant of een bos bloemen voor de klant zelf is, moet het toch ingepakt worden om de tere producten te beschermen. Doelstelling. Na het maken van deze opdracht weet je hoe en waarom producten ingepakt moeten worden. Heb je enig inzicht in de kosten van het bezorgen van deze producten. Opdracht. - Met welke omstandigheden moet je allemaal rekening houden bij het verpakken van bestellingen? - Hoe pakken ze bij jou op het bedrijf de bloemen en planten in als het buiten vriest? - Welke verpakkingsmaterialen zijn er allemaal? Vraag aan de praktijkopleider of je van alles een stukje af mag knippen. Plak dit in je verslag. - Wordt er ook rekening gehouden met het milieu? - Welke bloemen kunnen niet tegen stoten tijdens het vervoer? - Wat zijn de gevolgen van het stoten van deze bloemen? Noem nog een aantal bloemen en/of planten die erg voorzichtig vervoerd moeten worden. Geef hiervoor ook een reden waarom dat zo moet. 27. HET ADVISEREN VAN KLANTEN. Inleiding. In bloemenwinkels stelt men hoge eisen aan het verkooppersoneel. Dit omdat de klanten in deze tijd een goed en deskundig advies verwachten. Om goed te kunnen adviseren moet je voldoende mens- en productkennis hebben. Dat is zeker niet makkelijk. Doelstelling. Door deze opdracht leer je klanten adviseren en dus nog beter helpen. Opdracht. Je helpt vaak klanten. Beschrijf hoe je dat doet. - Maak een overzicht met de redenen waarom mensen bloemen kopen. - Probeer je voor te stellen dat er een klant bij je komt die een mooi speciaal boeket zoekt. Schrijf in je verslag de adviezen op die je zou geven aan klanten die bloemen willen voor: > een geboorte van een meisje; > een secretaresse; > de opening van een chique modezaak; > een 50-jarig huwelijksfeest. - Maak een inventarisatie (met afbeeldingen) van alle houdbaarheidsmiddelen voor snijbloemen die in de handel zijn. Noem daarbij ook de specifieke eigenschappen en toepassingsmogelijkheden. - Maak een overzicht (met afbeeldingen) van de belangrijkste kamerplanten die het hele jaar door te koop zijn op je leerbedrijf. Geef daarbij enkele algemene verzorgingstips. - Er zijn veel merken plantenvoeding in de handel. Soms zijn ze maar geschikt voor enkele soorten planten. Informeer naar de chemische samenstelling van de middelen. Schrijf op voor welke planten de verschillende merken/samenstellingen geschikt zijn. - Maak met behulp van de aan jou gegeven plantenlijst met Latijnse namen een overzicht van de factoren die belangrijk zijn bij het houden en verzorgen van deze planten. Denk daarbij o.a. aan de temperatuur, de hoeveelheid licht en water. 28. RECLAME. Inleiding. Om de winkel bekent te maken bij (toekomstige) klanten, wordt er vaak reclame gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld door te adverteren in de krant, in huis aan huis bladen of door folders. Ook is het mogelijk om reclame te maken op bijv. de kabelkrant. Doelstelling. Na het maken van deze opdracht weet je op welke manieren jouw stagebedrijf reclame maakt om klanten te trekken en te binden. Ook krijg je een idee wat de kosten zijn om reclame te maken. Opdracht. - Op welke manieren maakt jouw stagebedrijf reclame? - Reclame maken is niet goedkoop. Vraag aan je stagebieder wat hij/zij gemiddeld uitgeeft aan reclamekosten. Schrijf in je verslag hoe hij/zij reclame maakt en wat de kosten zijn. Wil hij/zij dit liever niet vertellen, zoek dan eens uit wat een advertentie in de plaatselijke krant kost. - Adverteert jouw stagebedrijf ook? Plak dan een advertentie in je verslag. Hoe vaak wordt er geadverteerd? - Zijn er verder nog manieren om reclame te maken? 29. DE FLEUROP. Inleiding. Wanneer je als klant een bloemetje wilt versturen naar bijv. een vriendin in Den Haag, dan kan dat via de Fleurop. Bloemisten, die lid zijn van de Fleurop, geven elkaar orders door. De ene bloemist neemt de order aan en de bloemist, in dit geval in Den Haag, kan de order uitvoeren. Doelstelling. Na het maken van deze opdracht weet je wat de Fleurop is en wat de Fleurop doet. Opdracht. Vertel wat de Fleurop is en wat de Fleurop doet. Kan elke bloemist lid worden van de Fleurop? Hoe kun je als klant zien dat de bloemist lid is van de Fleurop? Hoe worden de orders van de ene bloemist naar de andere doorgegeven? Stel je voor dat er een klant in de winkel komt die een bloemetje wil laten bezorgen in Venlo. Welke gegevens moet je allemaal van de klant van de klant weten om er een Fleuroporder van te maken? Er zijn bij de Fleurop minimum bedragen ingesteld. Zo zijn er minimum bedragen voor o.a.: * Een enkele bloem. * Een bos bloemen. * Een gemengd boeket. * Een biedermeierstukje. * Een plantenarrangement. Wat zijn hier voor de minimumbedragen? Natuurlijk moeten de kosten voor het doorgeven van de orders en de bezorgkosten voor het bezorgen ook betaald worden. Wat zijn de minimum bezorgkosten bij de Fleurop? Wat moet de klant die een bloemetje wil laten bezorgen in Venlo aan Fleuropkosten betalen? 30. PRODUCTENLIJST. Inleiding. Op je leerbedrijf komen erg veel verschillende soorten bloemen en planten voor. Per dag kan dit verschillen. Om klanten goed te kunnen adviseren zul je moeten weten wat er allemaal in voorraad is. Doelstelling. Door het maken van deze lijsten krijg je een overzicht van welke bloemen en planten er op jouw bedrijf aanwezig zijn. Bovendien krijg je inzicht in de regelmatige wisseling van het sortiment. Opdracht. Maak tijdens je stageperiode een lijst van alle snijbloemen en planten, die op jouw bedrijf verkocht worden. Gebruik hierbij de Latijnse namen en de eventuele Nederlandse namen. Zet achter elk product de verkoopprijs. Noteer ook de veranderingen in de prijzen in de periode dat jij op dat bedrijf aanwezig bent. 31. EINDOPDRACHT BEDRIJFSORIËNTATIE. Inleiding. Je hebt nu 11 weken bedrijfsoriëntatie gehad en in die periode veel dingen gezien en geleerd. Aan de hand van deze opdrachten kunnen jij, je praktijkdocent en je begeleider op het bedrijf zien hoe je deze periode ervaren hebt. Doelstelling. Door het maken van deze opdrachten krijg je een duidelijk beeld over hoe deze periode is verlopen. Opdracht. - Schrijf kort op wat je van deze weken vond. Denk daarbij aan de volgende punten: ŝ was het een leuke periode ŝ heb je hard/netjes gewerkt ŝ heb je veel gevraagd - Leg uit waarom je het werk wel of niet leuk vond. - Heb je het werk moeilijk gevonden? Leg uit waarom wel of waarom niet. - Welk werk vond je niet leuk en waarom niet? - Met welk werk heb je moeten samenwerken? Vond je dat leuk of niet? Denk daarbij aan: ŝ aankomen op het bedrijf ŝ werk bespreken ŝ pauzes ŝ werkzaamheden uitvoeren ŝ wisselen van werk - Zag je dingen die voor jou volkomen nieuw waren? Leg uit welke dingen dit waren, denk daarbij aan machines, werkwijzen en gereedschappen. - Heb je vaardigheden of kennis bij jezelf gemist tijdens deze periode? Omschrijf helder en duidelijk wat. - Als je nu terugkijkt naar de eerste week, hoe voelde jij je? B.v. onrustig, gespannen, nieuwsgierig. Hoe voelde jij je op de laatste werkdag? - Wat waren je verwachtingen voor deze periode en in hoeverre zijn ze uitgekomen? - Wat vind je van deze bedrijfstak? Zou je in deze richting je beroep willen zoeken? - Ga een gesprek aan met je begeleider op het bedrijf over z’n bedrijf en de toekomstmogelijkheden voor hem. Schrijf hierover een kort verslagje.